Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AE7055

Datum uitspraak2002-08-30
Datum gepubliceerd2002-09-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/028597-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT Parketnummer: 16/028597-01 Datum: 30 augustus 2002 Tegenspraak Raadsman: mr. M.Th.M. Zumpolle V O N N I S van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: (verdachte) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 augustus 2002. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. 2. De geldigheid van de dagvaarding De raadsman heeft ter terechtzitting betoogd dat de dagvaarding nietig is, aangezien de ontuchtige handelingen onvoldoende feitelijk c.q. onvoldoende duidelijk in de dagvaarding omschreven zijn. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat de tenlastelegging niet aan de in artikel 261 Wetboek van Strafvordering gestelde eis van opgave van het feit voldoet. De dagvaarding bestaat slechts uit juridische kwalificaties van de afbeeldingen die onder verdachte in beslag zijn genomen. Uit de dagvaarding blijkt niet wat de feitelijke inhoud van deze afbeeldingen is. De omschrijvingen onder de verschillende gedachtestreepjes zijn daartoe te algemeen. Slechts de vermelding in de tenlastelegging dat sprake was van foto's en/of digitale afbeeldingen van ontuchtige handelingen met een of meer (naakte en/of deels naakte) personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, zonder dat de feitelijke inhoud van die opnamen of afbeeldingen is aangeduid, brengt met zich mee dat het tenlastelegde feit niet voldoende feitelijk is omschreven. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de dagvaarding nietig is. 3. DE BESLISSING: De rechtbank verklaart de dagvaarding van de verdachte nietig. Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op en beveelt zijn onmiddellijke invrijheidstelling. Dit vonnis is gewezen door: mr. J.R. Krol, voorzitter en mrs. H. Phaff en L.M.G. de Weerd, rechters, bijgestaan door mr. M.A. van Loon als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 augustus 2002.